Het decennium der stormen: drie keer windkracht 11

Share this:
  • twitter icon
  • facebook icon
07 juli 2022

Van de vele stormen die we de vorige eeuw hebben gezien, springen er drie in het oog in de jaren ’70. De stormen van 13 november 1972, 2 april 1973 en 3 januari 1976 haalden alle een hoogste uurgemiddelde van meer dan 110 km/uur. Hoewel minder hoog qua windsnelheid, zorgde de sneeuwstorm van 14 februari 1979 voor chaotische taferelen in noordelijk Nederland. In deze editie van de decenniumreeks neemt Jacob Kuiper je mee naar de jaren ’70… een onstuimig decennium.

Als we het over stormgeweld hebben, zal vrijwel iedere 60-plusser in Noord-Nederland de gebeurtenissen van 13 november 1972 aanhalen. De enorme ravage in de bossen staat velen nog helder voor de geest. Op de Atlantische Oceaan, zo’n 700 kilometer ten oosten van New Foundland, ontstond twee dagen eerder uit een golf in het polaire front een kleine depressie. Die trok met zo’n 85 km/uur oostwaarts. Ten westen van Ierland groeide het systeem uit tot een stormdepressie met een kerndruk van 980 hectoPascal (hPa). Toen het laag bijna de Britse Eilanden was gepasseerd begon een snelle uitdieping. De treksnelheid nam af tot 70 km/uur en de laagste druk werd op 13 november 1972 om 08.30 uur gemeten, 953 hPa, vlak ten noorden van de Waddeneilanden. Vervolgens trok de opvullende depressiekern over de Poolse Oostzeekust naar de Baltische Staten. Niet alleen in ons land, maar ook in omliggende landen werd grote schade gerapporteerd.

IJmuiden en Terschelling noteerden uitschieters van 151 km/uur. Het zwaarste deel van het stormveld lag tijdelijk boven de noordelijke provincies. Vliegveld Eelde registreerde zelfs een windstoot van 137 km/uur. Vooral de bossen in Drenthe kregen een enorme klap. In totaal werd in ons land 930.000 kubieke meter hout geveld; daarvan lag bijna de helft in Dren­the. Nederland telde destijds ongeveer 280.000 hectare bos. De storm vernietigde tenminste 2500 hectare, terwijl 10.000 tot 15.000 hec­tare matige tot zware schade opliep. Naar schatting werden in die stormnacht zes tot zeven miljoen bomen geveld. Aan de kust strandde bij Castricum het Chinese vrachtschip Wan Chun. De opvarenden konden met een Wippertoestel veilig van boord worden gehaald.

Veel monumentale boerderijen met rieten daken werden prooi van de storm. Schattingen van de totale schade komen tot een bedrag van 210 miljoen gulden. Omgerekend naar nu zou dat gelijk staan aan ruim 430 miljoen euro. Naast de materiële schade was er ook een hoge menselijk tol. In Nederland kwamen negen personen om het leven. Gesommeerd over alle getroffen landen zijn er tenminste 54 doden.

De bossen in ZW-Drenthe en NW-Overijssel vertoonden grote gaten na de zware stormen eind 1972 en begin 1973. foto: Jacob Kuiper

Kassen in het Westland aan gort

Nog geen half jaar later was het weer raak. Op 2 april 1973 teisterde opnieuw een zeer zware storm ons land. De oorsprong en ook het traject van deze storm waren vergelijkbaar met de voorganger in november. Het grote verschil was de veel kortere duur van deze storm en het feit dat nu bijna alleen Nederland werd getroffen. De zwaarste windstoten piekten dit keer op maar liefst 155 km/uur, opnieuw op Terschelling en op de pier bij IJmuiden. De groot­ste schade werd toegebracht aan de tuinders in het Westland. Meer dan een half miljoen vierkante meter kasglas werd vernield. Om alle scherven op te rui­men wer­den meer dan 1200 mili­tai­ren ingezet. Het duurde vele maanden voor alle glassplinters uit de grond waren verwijderd. Ook het bos­bestand leed opnieuw zwaar. Naar schatting werden vier tot vijf miljoen bomen geveld, overeenkomend met 580.000 kubieke meter hout. Nu was de grootste schade te vinden op de Veluwe. In de Kroondomeinen gingen 300.000 bomen om (tijdens de novemberstorm ‘slechts’ 40.000). Op het Nationaal Park De Hoge Veluwe verdubbelde het aantal gesneuvelde bomen, nu 60.000 tegen 30.000 vijf maanden eerder. In de bossen bij Garderen, Nunspeet en Speulde gingen 250.000 bomen tegen de vlakte en in de Achterhoek en bij Groesbeek nog eens 100.000. De meest in het oogsprin­gende prooi van het natuurgeweld was echter het zendschip van Radio Veronica. De (illegale) zeezender sloeg van zijn anker en belandde net ten zuiden van de Scheveningse havenhoofden op het strand. Wekenlang was het een trekpleister voor het publiek. Ook deze storm eiste helaas slachtoffers. Er waren tenminste 8 doden te betreuren.

De krant met het nieuws dat het zendschip van Radio Veronica op het strand van Scheveningen veel bekijks trok na de storm van 2 april 1973. Bron: De Telegraaf

3 januari 1976, opnieuw windkracht 11

Slechts enkele jaren na de stormen van ’72 en ’73 diende zich weer een exemplaar aan dat als hoogste uurgemiddelde windkracht 11 haalde. Dit keer was het een depressie die op 1 januari 1976 over de Azoren naar het noordoosten trok. In de avond van 2 januari werd aan de Nederlandse kust voor het eerst stormkracht (9 Beaufort) geregistreerd. Het zwaartepunt van deze storm lag in vroege ochtend van 3 januari. In IJmuiden werd om 6 uur ’s ochtend zelfs een 10 minuten gemiddelde windsnelheid van 119 km/uur gemeten (windkracht 12). De hoogste uitschieters lagen op 144 km/uur. Ook dit keer werd erg veel schade aangericht in West-Europa. In totaal kwamen zeker 60 mensen om het leven. Opmerkelijk was de hoge waterstand aan de Nederlandse kust. In Vlissingen werd een hoogste stand van +4,06 meter boven N.A.P vastgesteld. Zo hoog was het peil daar niet meer geweest sinds de beruchte stormvloed van 1 februari 1953.

De sneeuwstorm van 14 februari 1979

Vraag liefhebbers van extreem weer welke winter zeer tot de verbeelding spreekt en velen zullen onmiddellijk die van 1978/79 noemen. Die winter verliep niet alleen in ons land, maar in grote delen van West-Europa bijzonder spectaculair. Vele malen zorgden Atlantische depressies voor sterke contrasten, wanneer koude lucht vanuit Scandinavië en Rusland ook tot onze omgeving doordrong. De botsing van koude vrieslucht met zachte subtropische lucht uit het zuidwesten leverde vaak spectaculaire ijzel- en sneeuwsituaties. Het resulteerde in zeer gladde wegen en stoepen. Ik herinner me goed hoe bulldozers aan het eind van de winter in Zeist zware ijsplaten van het wegdek tilden, die daarna afgevoerd werden in grote vrachtwagens. De vele ijzel- en sneeuwfronten hadden soms een ijslaag van 10 centimeter dikte achtergelaten.

Metershoge sneeuwwallen, zoals hier bij Steenwijk, waren een normaal straatbeeld in noordelijk Nederland medio februari 1979. Foto: Jacob Kuiper

Een van de spectaculairste situaties ontwikkelde zich op 13 en 14 februari 1979. De markante grens tussen koude lucht in het noorden en zachte lucht in het zuiden lag voortdurend vlakbij of boven ons land. Een kleine depressie boven West-Frankrijk koerste op 13 februari oostwaarts en stuwde erg zachte lucht naar onze omgeving. Boven Scandinavië bouwde zich ondertussen een hogedrukgebied op. Daardoor werd – met een in kracht toenemende noordoostelijke stroming – koude vrieslucht uit het Oostzeegebied naar het zuidwesten gevoerd. Het temperatuurcontrast tussen beide luchtsoorten was groot, soms meer dan 15 graden. Op 14 februari kwam de depressie boven Duitsland aan en stroomde de koude lucht over Noord-Nederland verder zuidwaarts. Dat ging gepaard met een stormachtige wind die de sneeuw tot hoge duinen opjoeg. In Friesland en Groningen kwam het openbare leven geheel tot stilstand. Militairen werden de dagen daarna ingezet om de volledig geïsoleerde boerenbedrijven te ontzetten. In Noordoost-Groningen lag de sneeuw soms tot 6 meter hoog tegen de gevels van de huizen. Zelf probeerde ik op 18 februari met mijn vader nog een rit naar het ingesneeuwde Friesland te maken. Soms kwamen we pantservoertuigen tegen die de boeren trachtten te bevrijden uit hun isolement. Verder dan Heerenveen ging de rit niet. De politie maande alle verkeer om te keren. Friesland was nog steeds bijna onbegaanbaar.


Terugblik op twaalf decennia onder hemel en dampkringOp 1 september 1901 werd de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (NVWS) opgericht vanuit het idee dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen. In 2021 bestaat de vereniging (inmiddels ‘Koninklijk’) 120 jaar en het is daarmee de oudste populair-wetenschappelijke vereniging in Nederland. Om stil te staan bij deze mijlpaal verschijnt er elke maand een ‘long read’ van bestuurslid Jacob Kuiper, met een terugblik op een markant weer- en/of sterrenkundig verschijnsel uit dat decennium. Deze artikelen worden ook in het maandblad Zenit gepubliceerd, hét maandelijkse magazine voor weer- en sterrenkunde (neem met KNVWS-korting een half jaar het magazine op proef).