Klimaatverandering: hot topic

Share this:
  • twitter icon
  • facebook icon
29 november 2022

Dit is de laatste terugblik op 120 jaar weer- en sterrenkundige momenten. We zagen bijzondere zaken de revue passeren: tornado’s, de Tunguska-inslag, Watersnoodramp, Elfstedentocht, Giotto, eclipsen, etc. Waar we nog niet naar keken is het klimaat. Tegenwoordig haalt dat vrijwel dagelijks het nieuws. Met klimaat en klimaatverandering wil Jacob Kuiper de decenniumreeks van terugblikartikelen afsluiten.

Toen de NVWS in 1901 werd opgericht, tekende het KNMI in haar boeken een gemiddelde jaartemperatuur op van 8,8 graden Celsius (station De Bilt). Een waarde die in het eerste decennium van de vorige eeuw vrij normaal was. In 2021 werd de Koninklijke NVWS 120. Het KNMI mat dat jaar een gemiddelde temperatuur van 10,5 graden. Ook dat was een waarde die vrij normaal was voor het afgelopen decennium. 1901 en 2021, twee jaren met  een temperatuur die we als ‘vrij normaal’ betitelen. Toch laat dit goed zien dat het klimaat in ons land opwarmt. Een opwarming van ruim anderhalve graad lijkt niet zo veel, maar schijn bedriegt. We keken hier naar de stijging van de jaargemiddelde temperatuur en die maskeert al snel de veranderingen van de temperatuur die we van dag tot dag meten. Regelmatig worden er nieuwe datumrecords genoteerd, niet alleen in ons land maar wereldwijd.

Figuur 1. De voorpagina’s van sommige Nederlandse kranten kleurden rood nadat op 25 juli 2019 de temperatuur in Nederland voor het eerst de 40-gradengrens had overschreden. (Jacob Kuiper)

Dagrecords

Het KNMI houdt in ons land al vanaf 1901 de luchttemperatuur nauwkeurig bij.. Van elke dag in het jaar kan worden bekeken of er voor die bewuste datum sprake is van een temperatuur-dagrecord. Per definitie worden er in het eerste jaar van een langere meetreeks 365 maxima en minima vastgesteld die de basis vormen voor de dagrecords. Elk volgend jaar in de reeks worden de waarden van iedere datum vergeleken met de tot dan toe opgetreden dagrecords. In een klimaat dat niet verandert, neemt het verwachte aantal records ieder nieuw jaar in de reeks verder af. Daarbij zal het aantal nieuwe koude- en hitterecords ongeveer in evenwicht zijn. In een opwarmend klimaat is dat anders. Dan worden er ieder nieuw jaar in de reeks waarschijnlijk meer hitterecords dan kouderecords scherper gesteld. Na 120 meetjaren is in een stabiel klimaat te verwachten dat er jaarlijks nog ongeveer drie hitterecords en drie kouderecords ontstaan.

In  de aantallen dagrecords in de meetreeks van De Bilt blijkt de verhouding tussen het aantal nieuwe warmterecords en kouderecords vanaf ongeveer 1990 sterk te veranderen. In de eerste helft van de vorige eeuw waren er ieder decennium wat meer warmterecords dan kouderecords. In de jaren ‘60 en ‘70 hielden de recordaantallen elkaar redelijk in evenwicht. Vanaf de jaren ’90 is er een rigoureuze scheefgroei te bespeuren. Tegenover 21 kouderecords in het laatste decennium van de vorige eeuw werden 101 hitterecords genoteerd. In de periode 2000 tot 2010 was die verhouding nog veel extremer: 2 nieuwe kouderecords tegen 89 hitterecords. Dat beeld is in de periode 2010 tot 2020 nauwelijks veranderd.

Ondanks de opmerkelijke scheefgroei in de verhouding tussen hitte- en kouderecords, moeten conclusies over dagrecords in relatie tot klimaatverandering met enige voorzichtigheid worden benaderd. Dat heeft alles te maken met de grilligheid van het dagelijkse weer in ons land. Soms zitten we in een langere periode met echt koud weer of beleven we een serieuze hittegolf, waarin  soms meerdere dagrecords kunnen sneuvelen. De meetreeks van 120 jaren is statistisch eigenlijk nog erg kort. Het is daarom beter om niet naar dagrecords maar naar zogenaamde decaderecords te kijken. Iedere maand wordt verdeeld in drie decades. Verbreekt een nieuwe temperatuuruitschieter ook de recordwaarde in de betreffende decade, dan is dat record statistisch veel robuuster dan een dagrecord.

Figuur 2. De klimaatstreepjescode van Nederland. Hoe blauwer hoe kouder, hoe roder hoe warmer de gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt. (KNMI, Karin van der Wiel

40,7 graden

Hoe langer de periode is waarbinnen een vergelijking met eerdere extreme waarden wordt bekeken, hoe significanter een nieuwe recordwaarde zal zijn. Er is heel wat nodig om een maand- of een jaarrecord te verbreken en als het al gebeurt, dan wijkt het nieuwe record vaak maar enkele tienden van een graad af van het oude extreem. Toch gebeurt het af en toe, zoals . in de zomer van 2019. De hoogste temperatuur die het KNMI daarvoor in alle zomers (periode 1 juni t/m 31 augustus) in De Bilt had gemeten, was 35,7 graden Celsius (19 juli 2006 en 26 juli 2018). Dat is maar 0,1 graad hoger dan het vorige zomerseizoenwarmterecord uit … 1947. En dat record was destijds ook maar eentiende graad meer dan z’n voorganger uit 1922. Maar in de hittegolf in juli 2019 gingen alle remmen los! Op 24 juli ging het oude zomerextreem eraan: het werd maar liefst 0,7 graad scherper gesteld. Het nieuwe record van 36,4 graden was echter geen lang leven beschoren. Eén dag later werd het al verpletterd. Op 25 juli 2019 werd op het KNMI-meetterrein een waarde van 37,5 graden aangetikt, maar liefst 1,1 graad hoger dan de dag ervoor.

Niet alleen in De Bilt was het raak. Op tal van plaatsen sneuvelde het hitterecord met enorme sprongen. Landelijk was de hoogste temperatuur die we ooit (sinds 1901) in ons land hadden gemeten te vinden in Warnsveld, 38,6 graden in 1944. Dat landelijke record werd, na bijna 75 jaar, op 24 juli 2019 van de troon gestoten in Eindhoven: 39,3 graden Celsius. Maar ook dat station kon maar één dag genieten van zijn beroemde (of misschien eerder beruchte) hitterecord. De volgende dag werd op maar liefst acht KNMI-meetstations de kaap van 40 graden Celsius genomen. Op de vliegbasis Gilze-Rijen kwam de bokaal terecht: 40,7 graden Celsius. Dat een jaarrecord met zo’n groot verschil ten opzichte van het voorgaande extreem werd verbroken, verbaasde veel meteorologen.

Uit recent KNMI-onderzoek blijkt dat de versnelde opwarming van het wereldklimaat hiervan  de oorzaak is (Zenit oktober 2022, blz. 13). Wordt een vroeger jaarextreem verbroken met meer dan 1 graad, dan wordt dit een verpletterend record genoemd. Tot ongeveer 1980 bleek de kans op zo’n verpletterend record op eens per 200 jaar te liggen. Daarna blijkt die kans snel toe te nemen. Op dit moment ligt de kans op eens in de 50 jaar. Rond 2060 zal dit zelfs eens in de 30 jaar kunnen zijn.

Donkerrood

Als de uitstoot van de hoeveelheid broeikasgassen niet snel wordt verminderd, dan ziet de toekomst voor de mensheid er niet rooskleurig maar roodkleurig uit. Het is de kleur die KNMI-klimaatexpert Karin van der Wiel laat zien bij het ontwerp van de klimaatstreepjescode voor Nederland (Figuur 2). In die code stelt de kleur van ieder streepje de gemiddelde temperatuur van een jaar in De Bilt voor. Met 11,7 graden Celsius waren 2014 en 2020 de recordhouders, aangegeven met donkerrood. Het is een kleur die bij een volgend lustrumjaar van onze vereniging helaas waarschijnlijk veel vaker te zien is in de streepjescode.

Figuur 3. Ook in een opwarmend klimaat is er af en toe nog snijdende kou te verwachten. In februari 2021 lag een week lang de temperatuur flink onder het vriespunt. De kans dat zoiets nog regelmatig optreedt, wordt wel steeds kleiner. (Jacob Kuiper)

Terugblik op twaalf decennia onder hemel en dampkringOp 1 september 1901 werd de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (NVWS) opgericht vanuit het idee dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen. In 2021 bestaat de vereniging (inmiddels ‘Koninklijk’) 120 jaar en het is daarmee de oudste populair-wetenschappelijke vereniging in Nederland. Om stil te staan bij deze mijlpaal verschijnt er elke maand een ‘long read’ van bestuurslid Jacob Kuiper, met een terugblik op een markant weer- en/of sterrenkundig verschijnsel uit dat decennium. Deze artikelen worden ook in het maandblad Zenit gepubliceerd, hét maandelijkse magazine voor weer- en sterrenkunde (neem met KNVWS-korting een half jaar het magazine op proef).