
Elk jaar zien we een aantal bekende meteorenzwermen terugkeren. De Perseïden in augustus zijn bij het algemene publiek het bekendst, maar ze vormen zeker niet de spectaculairste meteorenzwerm. In de decenniumreeks neemt Jacob Kuiper ons in de vierde terugblik mee naar de meteorenregen van de Draconiden in 1933.
We zien tegenwoordig in de media regelmatig de term “meteorenregen” langskomen en dat wekt vaak hoge verwachtingen. Mensen die niet echt met sterrenkunde bekend zijn, worden daarbij nog meer op het verkeerde been gezet en raken vaak teleurgesteld wanneer ze na een uurtje kijken misschien een stuk of vijf vallende sterren hebben gezien. Ook een geoefende waarnemer zal tijdens een maanloze avond rond het Perseïdenmaximum misschien niet meer dan 60 stuks weten te verschalken. Om dan over een “regen” van meteoren te spreken is zwaar overtrokken. Bij een echte meteorenregen lopen de aantallen veel hoger op en is er sprake van honderden tot meer dan 1000 per uur. Slechts zeer sporadisch passeert onze planeet een dusdanig dicht stofspoor van een komeet dat daarmee een meteorenregen wordt veroorzaakt. Kijken we terug in de afgelopen 150 jaren, dan is het aantal echte meteorenregens te tellen op de vingers van één hand. In West-Europa vond in de 20e eeuw de fraaiste meteorenregen plaats op 9 oktober 1933. De meteorenzwerm der Draconiden (ontvluchtpunt in het sterrenbeeld Draak) leverde toen een zeer spectaculaire show die door vrijwel niemand was voorzien. In slechts enkele uren trok de aarde door een dichte stofsliert van de komeet Giacobini II-Zinner waarbij duizenden meteoren verschenen. De komeet, met een omlooptijd van 6,6 jaar, werd op 23 april 1933 door Prof. R. Schorr te Bergedorf ontdekt, na de vorige passage van 1926 (afb. 1).

Overleveringen
Toevallig was mijn vader, Jacob Kuiper senior, ook ooggetuige van de Draconidenregen in zijn woonplaats Steenwijk. Het was een gebeurtenis die hem erg goed was bijgebleven en tot op hoge leeftijd vertelde hij er nog wel over. Als jongen van 16 was hij, zoals velen die avond, zich nauwelijks bewust van het verschijnsel meteorenzwerm. De kennis over de langs de hemel schietende lichtsporen was destijds bij het grote publiek beperkt. Af en toe zag men wel vallende sterren, maar zo’n uitbarsting als deze, met duizenden meteoren, maakte daardoor nog veel meer indruk op de mensen. Kuiper Sr: “. M’n ouders waren er die avond niet. Mijn broer Berend en ik waren alleen thuis. Toen we buiten stonden leek het wel of alle sterren aan de hemel verschoten. Niet één ogenblik was de lucht normaal; steeds die wegschietende sterren. Het was echt een beangstigend gezicht. Je wist niet wat het was en soms kwam de gedachte even op alsof de aarde misschien wel zou vergaan. Later hoorden we dat wat we gezien hadden, een sterrenregen was geweest. In Steenwijk was er een bekende amateursterrenkundige, Buisman, en juist die avond had hij het spektakel gemist vanwege een vergadering of zoiets. Die man was enorm teleurgesteld want hij had al jaren gehoopt om ooit zoiets een keer mee te maken. Nee, die sterrenregen zal ik mijn hele leven niet weer vergeten.” Berend Kuiper kon zich nog goed herinneren dat de meteoren allemaal als het ware naar ‘beneden’ vielen: “Het moeten er duizenden zijn geweest en het ging onophoudelijk door. Ze vielen allemaal naar beneden. We kregen ’s avonds nog bezoek van iemand uit Noordwolde die iets op kwam halen. Ook die man was zo benauwd geworden van de vertoning dat hij zo snel mogelijk weer huiswaarts keerde toen hij zijn spullen had ontvangen. “ De radiant van de Draconiden stond die maandagavond hoog aan de hemel (op 75 tot 80 graden hoogte in het noordwesten) en alle meteoren beschreven dus banen die meestal naar een lager punt aan de hemel liepen. De beschrijving van deze ooggetuigen geeft dat mooi weer.
Vijf tot zes per seconde
De ooggetuigen in Steenwijk waren natuurlijk niet de enigen die het schouwspel hebben meegemaakt. De weersituatie op de avond van de 9de oktober varieerde nogal van plaats tot plaats. Meerdere waarnemers meldden dat de hemel soms tamelijk heiig was, wat natuurlijk van invloed is geweest op de zichtbaarheid van zwakkere meteoren. In Oost- en Zuid-Nederland was het hooguit licht bewolkt. Vooral in het westen en noorden van Nederland was er wat bewolking maar gemiddeld bedekte die hooguit de helft van de hemelkoepel. Er zijn destijds veel tellingen gedaan, zowel door professionele als amateursterrenkundigen. Soms werd geprobeerd om groepsgewijs de gehele hemel in de gaten te houden, waarbij elke waarnemer een afzonderlijk stuk ervan voor zijn rekening nam en daar per minuut alle meteoren telde.
In Hemel & Dampkring is een uitgebreid verslag opgenomen van vele waarnemers. Uit de jaargang 1934 is op bladzijde 44 tot en met 56 een groot aantal feiten genoteerd. Dr. A.C. de Cock leidt het overzicht op treffende wijze in: Sinds 27 nov. 1885 was in West-Europa geen zoo fraaie sterrenregen waargenomen. Ook thans zijn er duizenden toeschouwer geweest van een indrukwekkend schouwspel. Velen, die nimmer oog hebben voor wat de Natuur ons aan schoonheden te bieden heeft, zijn een oogenblik uit hun onverschilligheid wakker geschud.
Het blijkt dat het hoogtepunt van de Draconidenregen ergens rond acht uur ’s avonds is geweest. We bekijken een aantal opmerkelijke observaties.
- De rapportage van Dr. H. Groot te Huizen: om 19.35 uur ca. 100 per minuut. Om 20.05 uur ca. 5 à 6 per seconde! Om 21.35 uur ca. 40 per minuut. Om 22.35 uur 5 à 6 in 3 minuten.
- De bekende telescoopbouwer P.G. Meesters te Halfweg: tussen 20.25 en 20.45 uur: 1000 stuks geteld en 250 stuks geschat.
- J. Houtgast te Utrecht: tussen 20.05 en 20.10 uur minstens 10 per seconde als ruwe schatting. Om 20.30 uur 3 à 5 per seconde
In Nederland en buitenland
Ook in de buurlanden werd de Draconidenregen gevolgd. Het meest complete waarnemingsrapport komt uit het Duitse Bergedorf. Onder een volledig heldere hemel hielden vier waarnemers de totale hemelkoepel tussen 18.45 en 21.30 uur in de gaten. Om acht uur ’s avonds werden daar de grootste aantallen meteoren geregistreerd, gezamenlijk zo’n 345 per minuut. Een uur later was dat aantal gedaald tot zo’n 45 per minuut. In Utrecht werd de methodiek om met 4 personen de hele hemel te bewaken ook uitgevoerd. Die combinatiewaarneming startte echter pas om 20.50 uur, ruim na het Draconidenmaximum. Toch werden op dat moment ook in Utrecht nog 37 meteoren per minuut geteld, onder slechtere weercondities vergeleken met Bergedorf. Na veel rekenwerk heeft De Cock uit alle waarnemingen een grafiek geconstrueerd (afb. 2) van de verdeling van het aantal vallende sterren. De waarneming van Bergedorf is daarbij als ‘leidend’ gebruikt.


Dat zo’n meteorenregen toch tot de meest bijzondere sterrenkundige zaken behoort, bleek later uit de beschrijvingen in de kranten. Ook in het lokale nieuws werd er melding gemaakt van het opvallende hemelverschijnsel. De Opregte Steenwijker Courant van 14 oktober 1933, destijds één maal per week verschijnend, publiceerde een kolommetje met uitleg over de meteoren. Van de dichter Kroes verschenen in die krant regelmatig poëtische bespiegelingen over allerlei onderwerpen. Ook over de sterrenregen schreef hij een fraai gedicht (afb. 3).
Afbeelding 3. Het gedicht dat door dichter Kroes werd geschreven naar aanleiding van de Draconiden-meteorenregen. Bron: Opregte Steenwijker Courant, 14 oktober 1933 / boek: Wat een Weer.
Terugblik op twaalf decennia onder hemel en dampkring – Op 1 september 1901 werd de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (NVWS) opgericht vanuit het idee dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen. In 2021 bestaat de vereniging (inmiddels ‘Koninklijk’) 120 jaar en het is daarmee de oudste populair-wetenschappelijke vereniging in Nederland. Om stil te staan bij deze mijlpaal verschijnt er elke maand een ‘long read’ van bestuurslid Jacob Kuiper, met een terugblik op een markant weer- en/of sterrenkundig verschijnsel uit dat decennium. Deze artikelen worden ook in het maandblad Zenit gepubliceerd, hét maandelijkse magazine voor weer- en sterrenkunde (neem met KNVWS-korting een half jaar het magazine op proef).